Waar zijn mijn sokken? Riedel

Wat

Je oefent met de deelnemers een aantal alledaagse uitdrukkingen in op een bepaald ritme. Op een speelse manier leer je zo ook het ritme van de taal aanvoelen.

Duur

1 uur

Voor wie

Ook geschikt voor deelnemers die niet (goed) kunnen lezen en schrijven.
Niet geschikt  voor hogere taalniveaus.

Materiaal

Voorzie

Activiteit

Introductie 

Ga in gesprek met de groep. Schrijf belangrijke woorden op een groot blad. Als de deelnemers niet kunnen lezen, hou dan gewoon een groepsgesprek.

  • Vergeet je soms iets?
  • Ben je soms iets kwijt?
  • Gebeurt dat vaak?
  • Wat ben je dan kwijt?

Luisterronde 1

  • Stel de vraag: Hoeveel voorwerpen is de persoon kwijt?
  • Beluister samen de riedel.
  • Bespreek het antwoord na de luisterronde.

Luisterronde 2

  • Stel de vraag: Welke voorwerpen is de persoon kwijt?
  • Beluister samen de riedel.
  • Bespreek het antwoord na de luisterronde.

Luisterronde 3

  • Leg de voorwerpen op de juiste plaats.
  • Deel de foto’s uit.
  • Beluister samen de riedel.
  • De deelnemers leggen na de riedel de foto’s op de juiste plaats.

Luidop meezeggen

Laat de riedel nog een aantal keren horen. De deelnemers doen nu luidop mee. Laat de foto’s liggen. 

Vertel voor elke ronde duidelijk wie welke rol krijgt, bijvoorbeeld:

  • De groep zegt samen de hele tekst mee.
  • De begeleider doet rol A, de groep doet rol B (en/of omgekeerd).
  • De mannen doen rol A, de vrouwen doen rol B (en/of omgekeerd).
  • Duo’s zitten naar elkaar gedraaid en elke deelnemer neemt een rol op zich. Zorg ervoor dat de deelnemers ook van rol wisselen.

Hebben de deelnemers de riedel vaak genoeg gehoord? Neem dan de foto’s weg. De deelnemers proberen de riedel nu te reconstrueren.

Let op

  • Zorg ervoor dat de deelnemers voldoende van rol wisselen.
  • Het enthousiasme van de begeleider is cruciaal!
  • Heb je geen cd-speler? Lees dan zelf de riedel voor. Let op ritme, intonatie en woordaccenten.

Mogelijke variaties

  • Oefen de zinnen zonder cd maar op het ritme dat de deelnemers zelf maken (klappen, op tafel tikken, djembe, …).
  • Zet het fragment stop en vraag wat er gaat komen.
  • Aandacht vestigen op bepaalde aspecten: bijvoorbeeld enkelvoud-meervoud, vraagzin, …
  • Deel puzzelstrookjes van de tekst uit en laat de deelnemers de strookjes in de juiste volgorde leggen.
  • Doe een dictee bij korte riedels. Zorg dat je zeker weet dat elke deelnemer kan schrijven.
  • Laat de deelnemers zelf een variant schrijven volgens hetzelfde model van de riedel.
    Bijvoorbeeld: Waar ligt mijn broek? Kijk eens bij trui. Waar ligt mijn muts? Kijk eens in de kast. Waar ligt mijn agenda? Die zit in je tas. Waar zijn mijn sleutels? Daar! Op de tafel!

Meer weten? Riedel en ritme, Vlaamse taalriedels. Door: Jes Leysen en Ann De Schryver, Uitgeverij Acco

 


www.nederlandsoefenen.be/antwerpen/meedoen