Wat zie je?

Wat

Je toont twee foto’s waar op één foto iets is toegevoegd. Je brengt (nieuwe) woordenschat aan via foto’s op color cards of eigen materiaal. Je oefent met hen de nieuwe woorden in. Daarna geef je een opdracht zodat ze de woorden zelf gebruiken.

Duur

15 à 30 minuten. Je bepaalt dit zelf. Hoe meer foto’s je selecteert, hoe langer de oefening duurt.

Voor wie

Voor hogere niveaus kan je de woordenschat en situaties uitbreiden, en de zinnen complexer maken.

Materiaal

  • What’s added
  • Selecteer de kaarten uit het doosje. Op de achterkant van de kaarten staat een nummer.

Nr 1

Dak + kruiwagen

Nr 2

Bank in een park + computer

Nr 7

Ruimte/planeet/aarde + hoed

Nr 8

Palmbomen + paraplu

Voorbereiding

  • Gebruik foto’s uit reclamefolders of magazines of ontleen de specifieke color cards bij docAtlas.
  • Selecteer op voorhand de foto’s die je wil gebruiken.

Activiteit

Je zit met de groep in een kring of rond een tafel. Je brengt de (nieuwe) woordenschat in 3 stappen aan.

Stap 1
Je toont de foto’s en je benoemt de objecten op de foto (dak, kruiwagen, paraplu, bank, planeet, hoed, palmboom). Herhaal dit verschillende keren.

  • Dit is een kruiwagen.

Stap 2
Je legt de 10-tal foto’s die je getoond en benoemd/beschreven hebt in het midden op de tafel. Je benoemt/beschrijft een foto en je laat een deelnemer de foto aanwijzen. Herhaal dat verschillende keren om in te oefenen. 

  • Op welke foto staat een kruiwagen?

Stap 3
Nu laat je de deelnemers zelf aan het woord. Je toont een foto (vb. foto 1A). Laat een deelnemer de foto benoemen/beschrijven. Je toont dan de 2de matchende foto (vb. foto 1B). De deelnemer zegt wat eraan toegevoegd is.

  • Wat zie je?
  • Wat is er aan toegevoegd?
  • Is dit realistisch? Waarom niet?
  • Waar staat een … normaal gezien?

www.nederlandsoefenen.be/antwerpen/meedoen