Je praat in grote en kleine groep over feiten en weetjes over België aan de hand van gesprekskaarten en foto’s. Je vergelijkt de gelijkenissen en verschillen met andere landen.
2 uur
De gesprekskaarten 'Is dat in jouw land ook zo?' (Bron: Leerrijk en Gezellig - Babbelonië)
Print de gesprekskaarten op stevig papier. Plastificieer als mogelijk.
Kies een gesprekskaart, toon de foto aan de groep en lees de tekst voor. Bijvoorbeeld: “Belgen eten graag frieten”.
Vraag aan de deelnemers: Klopt dit?
Voer een kort gesprek. Laat 1 of 2 deelnemers aan het woord.
Stel enkele bijvragen: Eten Belgen elke dag frieten? Hoeveel keer per week eet jij frieten? Bak je ze zelf? Ga je naar een frituur? Waar?
Vraag aan een andere deelnemer: Eten ze in jouw land ook graag frieten?
Voer een kort gesprek. Laat 1 of 2 deelnemers aan het woord.
Verdeel de groep in kleine groepjes van 3 of 4 deelnemers. Probeer de groepjes zo divers mogelijk samen te stellen, met bij voorkeur niet twee keer dezelfde nationaliteit in één groepje.
Verdeel de gesprekskaarten evenredig over de groepjes en geef de instructie:
Wanneer alle kaarten in een groepje besproken zijn, schuif je het stapeltje door naar een andere groep (doorschuifsysteem).
Zet de groep terug samen. Bespreek de kaarten die ze leuk of interessant vonden en die ze bijgehouden hebben.
Vraag: Jullie hebben deze kaart bijgehouden? Wat was er interessant? Wat was er leuk?
Let op
De kaarten zijn een middel om het gesprek op gang te brengen en geen doel op zich. Als het gesprek afwijkt, is dat uiteraard geen probleem.
www.nederlandsoefenen.be/antwerpen/meedoen