Je maakt samen tabouleh. Je oefent in een eerste sessie de woorden en zinnen van het recept samen in. In een tweede sessie herhaal je de woorden en zinnen en maak je tabouleh.
Je maakt samen wafels. Je oefent in een eerste sessie de woorden en zinnen van het recept samen in. In een tweede sessie herhaal je de woorden en zinnen en maak je de wafels.
Je draait de memory-kaarten om en je benoemt het voorwerp. Je oefent woorden op een plezierige manier. Je kan dit ook gebruiken als energizer.
Je naait samen. Tijdens het naaien wordt er gezellig gebabbeld. Handwerk heeft als voordeel dat je mekaar niet hoeft aan te kijken, zo voelt niemand zich geviseerd.
De deelnemers naaien met de hand gevulde hartjes van restjes stof. De hartjes worden versierd met siersteken, knopen, lovertjes, kraaltjes, franjes.
Je naait wekelijks samen aan een werkstuk naar keuze. Tijdens het naaien wordt er gezellig gebabbeld. Handwerk heeft als voordeel dat je mekaar niet hoeft aan te kijken, zo voelt niemand zich geviseerd.
De deelnemers vertellen persoonlijke verhalen aan de hand van een lapje stof. Je naait de lapjes aan elkaar en vertelt tegen elkaar je persoonlijk verhaal. Het eindresultaat is een patchwork groepswerk.
Je praat over Belgische gebruiken bij het op bezoek gaan. Je kijkt naar een fragment uit het TV programma ‘Komen eten’ en vergelijkt dit met je eigen gewoontes.
Je praat over op bezoek gaan aan de hand van een prent. Je bespreekt gewoontes en gebruiken als je op bezoek gaat.
Je speelt Pictureka en praat ondertussen Nederlands. Het spelletje stimuleert de deelnemers om te babbelen.
De deelnemers
De deelnemers noemen woorden die bij dezelfde ‘verzamelnaam’ horen. Zo leren ze woorden die bij elkaar horen kennen en oefenen ze deze in.