Introductie
- Je spreekt met de groep een verzamelnaam af. Bijvoorbeeld: meubels, voedsel, drank, keukengerei, beroepen,… (afhankelijk van het niveau van de groep)
Activiteit
- De begeleider start door de verzamelnaam te roepen, bijvoorbeeld: ‘beroepen’.
- De begeleider klapt in de handen en wijst een deelnemer aan. De begeleider zegt daarbij de naam van de deelnemer.
- De deelnemer roept meteen een beroep.
- De deelnemer klapt daarna zelf in de handen, wijst iemand anders aan en zegt de naam.
- Die deelnemer roept meteen een ander beroep.
- De deelnemers mogen geen beroepen herhalen!
Tips
- Het klappen en wijzen is belangrijk om een kadans te zetten. Aandacht op die kadans verhindert dat deelnemers te veel in hun hoofd blijven zitten.
Variatie
- De verzamelnaam is afgesproken, bijvoorbeeld: beroepen.
- De begeleider klapt in de handen, wijst en zegt de naam van een deelnemer.
- Die deelnemer roept meteen een beroep.
- De begeleider klapt opnieuw in de handen, wijst iemand anders aan en zegt de naam van die deelnemer.
- Die deelnemer roept meteen een ander beroep.
Als je zelf klapt en wijst, ben je zeker dat iedereen aan bod komt en kan je de kadans beter bewaken.
Afronden
- Vraag of de deelnemers nieuwe woorden hoorden. Welke?
- Verklaar samen met de deelnemers de woorden.
- Als de juiste intonatie van een nieuw woord moeilijk is, herhaal je dat woord in een vast ritme. Je vertrekt vanuit de klemtoon van het woord. Dit herhaal je samen als een soort ‘spreekkoor’.